Mijn opa was de eerste in de straat met een fotocamera. Hij kocht hem samen met een vriend. Beiden maakten zij foto's van het gezin; de wandelingen zondags door het park met de kinderen.
In haar puberteit fotografeerde mijn moeder haar vader, haar moeder, haar broers en zus op zo'n zondagmiddag in het park. Jaren later, als zij haar eigen gezin heeft, fotografeert ze haar man en haar kinderen aan het strand, op een vrije zondag.
Ik maak weer een sprong, een aantal jaren verder. Ik krijg kinderen en ga af en toe met mijn moeder en mijn dochters, op zondag, naar een zandverstuiving hier vlakbij. Weer is mijn moeder de fotograaf. Ze heeft de foto's nooit bij elkaar gezien.
april 2004

juli 1977

september 1959
Als fotograaf ben ik vooral geïnteresseerd in sociale onderwerpen. Ik zoek niet naar extremen of naar uitzonderingen. Eerder let ik op de overeenkomsten in gewoonte of gebruik. Graag zoek ik het gewone wat over het hoofd wordt gezien. Uit het gewone komt het bijzondere naar voren. Ik maak mijn eigen foto’s maar zoek ook naar interessante foto’s in oude verzamelingen.
Als fotograaf, gedraag ik me als een antropoloog of soms als een archeoloog. Aan de hand van hun gewoontes probeer ik mensen te duiden en te categoriseren. Ook die gewoontes en gebruiken categoriseer ik weer. Het vertelt mij iets over mijzelf en de cultuur waarin ik leef.
Nu heb ik ook jarenlang geroepen dat ik het allerliefste een goede portretfotograaf bij de Vrij Nederland wil worden. Niet de Vrij Nederland van nu, die ken ik niet zo goed, nee liever die van tien jaar gelden. In die tijd gleed een stukgelezen VN weleens, per ongeluk van een leestafel in een kroeg, in mijn tas. Een abonnement kon ik niet betalen. Ik las hem thuis van voor naar achter en smulde van de foto's en de illustraties. De portretten waren vaak formeel en indrukwekkend. Zeker de zwart-wit portretten, want dat werkte goed samen met het ruwe papier.. zo'n zwart-wit portret keek me dan aan en ik voelde dat daar, aan die andere kant van de foto iemand zat! Iemand die het, anders dan ik, wel allemaal begreep.
Ergens, rond 1993, zag ik in het midden van het blad vier paginagrote portretten van alzheimerpatienten, in kleur. Ik herinner me nog de lichte huidtinten. Ik bevroor terwijl ik de foto's bekeek. Op de een of andere manier moest ik heen en weer blijven bladeren tussen deze portretten van Corine Noordenbos. Ik heb er zeker een half uur voor nodig gehad om de foto's te kunnen verteren. Misschien kwam het door de Alzheimer, toen een hype, maar misschien kwam het ook door de vervormde gezichten. Naar schilderijen van Jeroen Bosch kan ik ook uren kijken.
Die foto's; portretten maar dan zonder interview waren voor mij een 'aha'. Een 'aha' vanwege de kleur en de uitsnede, een 'aha' vanwege het onderwerp (je gaat je toch even voorstellen hoe je er zelf over 50 jaar bijzit) en een 'aha' omdat het tekstloos gepubliceerd werd. "Nou",dacht ik, "dat wil ik ook."

